Zwemmen

Terug

“Lekker hè!” Lachend kijkt mijn vriendin me aan. Ik knik en lach terug. “Ja!” Zij aan zij zwemmen we in de Griekse zee voor ons hotel. Het is de zomer van 2015.

Zo helderblauw dit water. Zacht als zijde streelt het mijn huid. Kippenvel krijg ik ervan. De ochtendzon schijnt warm op mijn gezicht. Elf uur pas en nu al zo heet. Ik kijk omhoog naar een strakblauwe lucht. Dit is het ultieme vakantiegevoel.

Gestaag zwemmen we door. Het gelach en geschreeuw van de spelende kinderen op het strand verdwijnen langzaam naar de achtergrond. Een klein groepje kletsende senioren draait om en zwemt terug. Wij zwemmen verder. Stiller en stiller wordt het, tot ik alleen nog mijn eigen adem hoor en het gespetter van onze zwemmende armen en benen.

Vandaag is een first-time-ever moment: voor het eerst zwem ik in zee zonder dat mijn voeten bij de bodem kunnen. Ik hoor je denken: “voor het eerst?” Jep, voor het eerst. Zwemmen en ik hebben een ingewikkelde relatie. Ik houd ervan én ik heb er een huiver op zitten.

Een huiver die begon op een koude maandagmorgen in het voorjaar van 1976. Acht jaar was ik. Met een lange sliert lachende en schreeuwende kinderen fietsen we die maandagochtend -met de juf voorop- naar onze wekelijkse zwemles. “Misschien mogen we vandaag naar het diepe!” Mijn vriendin kijkt me lachend aan. Ik knik blij terug. Dat zou fijn zijn. Eindelijk. Met een klein groepje zijn we de laatsten in het kleine bad. De rest van de klas trekt al weken hun baantjes in het diepe.

Snel kleden we ons om en wachten op het fluitje dat we het water in mogen. Een kwartier later klinkt hetzelfde fluitje opnieuw. De badmeester wijst naar het diepe. Ja! We mogen! Samen met mijn vriendin en de rest van de laatbloeiers ren ik juichend naar het grote bad. Joelend springen we allemaal tegelijk in het water.

Het volgende dat ik me herinner is dat ik op de bodem zit en omhoog kijk. Een wereld van helderblauw water boven mij. Ik voel niets. Ik hoor niets. Ik doe niets. Ik kijk alleen maar.

Dan zie ik een grote witte haak aan een lange grijze stang langzaam naar beneden komen. Ik pak hem met beide handen vast. Met een stevige ruk word ik omhoog getrokken. Het volgende moment lig ik op de roosters aan de rand van het zwembad. Wat er daarna gebeurde kan ik me niet meer herinneren. Wel dat ik dat jaar mijn zwemdiploma niet kreeg. Ook niet in de jaren erna. Zwemmen deed ik wel. Tot het punt waar ik -met mijn neus boven water- nog net op mijn tenen kon staan. Een grens die ik niet overging.

Fast forward. Dertig jaar verder. In een persoonlijk ontwikkelingstraject krijg ik de vraag of er nog een angst is die ik wil overwinnen. Die is er. Tijd om alsnog dat A-diploma te halen. Tijdens de zwemles voor ‘volwassenen met zwemangst’ leert mijn lijf dat het ook in diep water kan blijven drijven en zwemmen. In de weken die volgen ga ik van dichtbij-de-reling naar het recht oversteken van het diepe. En van krampachtig met mijn hoofd boven water, naar -met mijn ogen dicht- door dat gat onder water. Ik heb een missie. Dat diploma zal er komen.

Twee maanden later is het zover. Mijn achtjarige zonen, hun B-diploma stevig op zak, weten niet zo goed of een felicitatie nu nog past. “Best knap hoor mama.”

Terug naar die zonnige morgen in 2015, zwemmend in de Griekse zee. Mijn A-diploma is alweer zeven jaar geleden en ik heb besloten dat het tijd is voor de volgende stap: zwemmen in natuurwater. Voorbij die op-mijn-tenen-grens.

Mijn vriendin (ze heeft alles wat er te halen valt aan zwemdiploma’s) gaat me hierbij helpen. “Laat het water het werk doen. Voel hoe het water je draagt. Laat je drijven.” Ik volg haar aanwijzingen precies op. Het werkt. Ik ontspan steeds meer. Dit gaat lukken.

En dan gebeurt het. “Het gaat lekker. Ik zwem even vooruit oké.” Voordat ik kan reageren, zet mijn vriendin een borstcrawl in en roept nog een laatste advies: “Rustig naar de horizon blijven kijken hè. Niet naar beneden!” En dus kijk ik naar beneden. Natúúrlijk kijk ik naar beneden. Net zoals je een roze olifant voor je ziet zodra iemand zegt dat je daar niet aan mag denken.

Terwijl ik omlaag kijk zie ik hoe diep het onder mij is. Geen zeebodem te vinden. Het is alsof ik boven een blauwe afgrond hang. “Een blauwe afgrond?!” Mijn hart versteent en zakt naar mijn maag. Mijn armen -net nog rustig en stevig bewegend- voelen ineens slap en zwaar. Mijn benen doen het niet meer. Ik zak half onder water en krijg geen adem. Ik probeer te roepen. Geen geluid.

De tijd staat stil. Ik voel niets meer. Ik hoor niets meer. Ik doe niets meer. Ik kijk alleen maar. Overal is blauw. Geen verschil tussen lucht en zee. Geen horizon. Geen vriendin.

Dan klinkt er uit het niets een stem in mijn hoofd. Glashelder: “Als ik nu niet zwem verdrink ik.” Het is alsof mijn hele lijf dit hoort en iedere cel weet dat het waar is. In een nanoseconde schakelt mijn systeem van verlamming naar full alert. “Voor je kijken Dominique! Het was maar een gedachte. Voel het water. Voel de zon. Voel je lijf. Haal adem. Beweeg. Kom op!” Mijn spieren gaan weer aan en krijgen de slag weer te pakken.

“Dominique!” Gespetter klinkt naast me. Mijn vriendin kijkt me ongerust aan. “Gaat het?” Ik knik. “Nu weer wel.”

Een half uur later plof ik op mijn strandbed. Blij dat ik het gedaan heb. Blij dat mijn lijf besloot verder te zwemmen. En nog het meest blij dat ik weer vaste grond onder mijn voeten heb.

Waarom vertel ik je dit?

Nu, kijkend vanuit het autonome zenuwstelsel, weet ik wat er die zomer in die Griekse zee gebeurde. Bij het zien van die blauwe bodemloze diepte raakte mijn systeem getriggerd en schoot diep in zijn freeze-stand. Gevolg: mijn zwemspieren, adem en stem gingen uit. Net zoals die ene maandagmorgen toen ik met een haak van de bodem van het zwembad werd gevist.

Én er was een verschil. Met het behalen van mijn zwemdiploma had ik mijn autonome zenuwstelsel, mijn brein en mijn spieren een nieuwe gevoelservaring gegeven: hoe te blijven zwemmen in het diepe. Ik had mijn zwemsysteem gerewired.

Door deze rewiring bleef er, toen mijn autonome zenuwstelsel opnieuw schrok in die Griekse zee en in de freeze-stand ging, een stukje van mijn zwemspiergeheugen actief. Zodat mijn zwembrein en zwemspieren -na die ene nanoseconde van verlamming- alsnog deden wat nodig was.

De rest van die vakantie in Griekenland was ik iedere dag in zee te vinden. Elke keer een stukje verder. En steeds vaker alleen. Genietend van het zijdezachte water langs mijn huid, de warme zon op mijn gezicht en de strakblauwe lucht.

Ben je benieuwd naar meer van mijn verhalen? Dan ben je van harte welkom bij mijn theatermiddag op zondag 29 oktober.