Zou moeten

Terug

Ik zou eigenlijk een poetsronde moeten doen, een blog moeten schrijven, mijn zieke vriendin moeten bellen. Of nee wacht, het bos in. Daar ben ik deze week nog niet geweest.

Zondagochtend elf uur. Ik zit in de tuin. Lekker herfstzonnetje dit. Zacht briesje erbij, niks meer aan doen. Mijn brein denkt er anders over. ‘Ik moet eigenlijk…’ Zucht. Hijs ik mezelf overeind of niet?

‘Zou moeten’. Inmiddels weet ik dat dit een fightgedachte is en hier blind gehoor aangeven een triggerpatroon van mijn autonome zenuwstelsel. Dit wil ik niet meer. Ik besluit om mijn systeem terug te reguleren naar zijn chillzone. Pas dan kan ik voelen waar ik vandaag écht zin in heb. Ik sluit mijn ogen en richt mijn aandacht naar binnen.

Er is onrust in mijn hoofd: gedachten vertellen dat er nog zoveel te doen is. Er is spanning in mijn lijf. Mijn kaken klemmen. Mijn adem zit hoog en mijn borstkas geeft mijn longen niet de ruimte die ze nodig hebben. Ik voel me benauwd. Getverdemme. Mijn wenkbrauwen fronsen, ik voel me onrustig en geïrriteerd worden.

Oké, kom maar dan. De onrust en de spanning in mijn spieren geef ik de ruimte. Mijn lijf reageert meteen. Mijn handen ballen zich tot vuisten. Mijn rug, mijn nek, mijn armen, alles spant aan. Een paar tellen houd ik de spanning vast. Laat weer los. En wacht.

Opnieuw komt er een aanspanimpuls. Deze keer doen ook de kleine spiertjes in mijn gezicht mee. Ze maken een grimas. Mijn keel schreeuwt zonder geluid. Mijn handen klemmen zich om de armleuningen en mijn bovenlijf helt naar voren.

Dan komt er een diepe zucht. En nog eentje. Mijn autonome systeem begint te ontspannen. Terwijl ik wacht of er nog meer spierimpulsen komen, luister ik naar het ruisen van de bladeren. Naar het geluid van spelende kinderen. Naar het zoemen van een herfstbij. Dat ik deze net niet hoorde en nu wel hoor is een signaal dat mijn chillzone weer in de upstand komt.

Mijn systeem is nog niet klaar met zichzelf reguleren: mijn nek spant nog een keer aan. Mijn schouders ook. Ik geef mee en wacht tot ze weer ontspannen.

En dan komt het. Ineens voel ik een druk midden op mijn borstkas. Ik leg mijn rechterhand erop. Meer aandacht heeft mijn autonome zenuwstelsel niet nodig. Een golfje verdriet komt op. Een traan. Een zucht. En weer een traan.

Of het het er toe doet waar dit verdriet over gaat? Nee. Mijn autonome systeem heeft deze gevoelsgolf blijkbaar nodig om zijn balans te herstellen en terug te komen in zijn chillzone. Dus ruimte geven maar.

Traan. Zucht. Weer een traan. Terwijl ik deze golfjes toesta komen momenten van afgelopen week voorbij. Momenten waarin rake dingen werden gezegd en belangrijke besluiten werden genomen. In deze momenten waren mijn ratio en emoties het roerend met elkaar eens; alles oké dus.

De spanning die nu vrijkomt vertelt me iets anders. Blijkbaar hadden deze gesprekken en besluiten een grotere impact op mijn autonome systeem dan ik op dat moment besefte. Een impact die spanning gaf en er nu alsnog uit moet.

Vijf minuten verder. De emotiegolfjes zijn uitgegolfd. Ik loop mijn lijf na: mijn adem is weer ruim en tot in mijn buik. Mijn armen en handen zijn weer ontspannen. Mijn hoofd, mijn nek en mijn rug liggen tegen de rugleuning. Warme tintelingen bewegen langs mijn nek en achterhoofd.

Mooi, mijn chillzone is weer helemaal up. Nu voel ik pas dat ik moe ben van afgelopen week. Dat mijn hoofd zwaar is van het denken. Dat mijn nek en schouders gevoelig zijn.

Tijd voor zelfzorg. Wat heeft mijn systeem nu nodig? Ik weet het meteen: zon inademen, een kop thee, een fijn boek. Baloe op schoot, wolken kijken en een beetje voor me uitstaren.

En die ‘ik zou moeten’-gedachten van die poetsronde, die blog en mijn zieke vriendin? Die zijn stil.

Morgen is er weer een dag. Nu even niet.