Misselijk

Terug

“Wat kan ik voor je doen?”

“Nou…” Ze gaat extra rechtop zitten en kijkt me met heldere ogen aan. Enthousiast en leergierig, na tien jaar is deze oud-studente nog niets veranderd.

Kortgeleden was ze te gast bij mijn theatermiddag over het autonome zenuwstelsel. Vandaag maakt ze gebruik van haar gratis theatercall.

“… Misschien is het te groot voor een theatercall maar ik dacht, ik vraag het je toch.“

“Zeg maar, dan kijken we wat mogelijk is.”

Ze steekt van wal: “Wanneer ik iets fijns heb gedaan kan ik erna pijn in mijn maag krijgen en dan meteen daarbij de gedachte dat er iets mis met me is. (…) Ik heb daar al vaak naar gekeken en weet dat dit te maken heeft met een overtuiging dat ik het fijne niet verdien.” Ze is even stil. “En ik weet ook waar het vandaan komt, maar ik vroeg me af… kan ik hierin iets met mijn autonome zenuwstelsel doen?”

Wat een prachtige vraag. Met veertig jaar ervaring in coach- en trainland weet deze dame (letterlijk hè, haar uitstraling is die van een grande dame) niet alleen waar ze het over heeft, ze benoemt ook waar er voor haar nog iets te winnen valt.

We duiken er meteen in. “Heb je een recent voorbeeld van zo’n moment?” Die heeft ze. “Vertel maar en dan in de ik-vorm en de tegenwoordige tijd.”

“Ik zit ‘s avonds op de bank en mijmer na over de fijne middag die ik met vrienden heb gehad.” Stap voor stap kijk ik met haar mee met wat er in dit terugkijkmoment in haar lijf gebeurt.

“Ik merk dat ik geraakt ben.” “Hoe weet je dat?” “Er prikt iets in mijn keel en in mijn neus. En ook… iets achter mijn ogen.”

Ik zie haar borstkas verstrakken. “Wat doet je adem?” “Die gaat omhoog.” Haar rechterhand raakt het kuiltje in haar hals aan.

“Goed zo, sta dat prikken maar toe. En ook die adem die omhoog gaat.”

Een frons. “Nou verkrampt mijn maag. Ik word misselijk.” Haar gezicht vertrekt. De emotiegolf die omhoog komt, triggert haar autonome systeem.

“Prima, rustig aan. Dit gaat goed. Je autonome zenuwstelsel begint mee te kletsen.”

Ik vraag haar met haar handen aan te geven hoe dat krampen gaat. En tegelijkertijd het krampen in haar maag toe te staan. Haar lippen en haar ogen knijpen samen. “Bah, ik word nog misselijker.”

Even genoeg voor een eerste contact met deze triggeremotie. “Kom er maar uit. Je doet het goed, het gaat prima. Adem even een paar keer diep in en langzaam weer uit.”

Haar gezicht ontspant. “Wil je eens gaan staan?” Een losschud-oefening helpt haar systeem verder te ontspannen.

Wanneer ze weer gaat zitten zijn haar ogen, de kleine spiertjes in haar gezicht en haar ademhaling weer kalm.

“We gaan je autonome zenuwstelsel een paar keer laten ervaren dat ‘ie deze verkramping kan voelen en er ook weer uit kan. Dat gaat ervoor zorgen dat je rustig bij de emotie kan die eronder zit.”

Ik ben stil. Geef haar even de tijd om dit eerste gevoelscontact te laten bezinken.

“Hoe was dit voor je?”

Ze knikt. “Ja oké”.  Ze kijkt me afwachtend aan, klaar voor de volgende stap. Ik glimlach. Dit is een vrouw met een missie.

“Oké, nu gaan we nog eens contact maken en kijken wat jouw autonome zenuwstelsel nog meer voelde daar op die bank. Ben je er klaar voor?” Een kordate knik.

“Oké, vertel me nog eens over dat moment op de bank.”

“Ik zit ‘s avonds op de bank en mijmer na over de fijne middag…” Nu reageert haar autonome zenuwstelsel sneller.

“Mijn adem gaat omhoog en stokt.” Haar handen gaan allebei naar haar keel. “Hier.” “Goed zo, laat maar even stokken.” “En in mijn maag krampt het ook weer.” Haar handen maken terwijl ze dit zegt een draaiende beweging.

Ik wil graag dat ze het benoemt. “Ah ja.. en wat voor beweging is daar in je maag?” Een frons, ze zoekt naar woorden. “Het krampt en draait.” “Goed zo sta maar toe, je maag begint mee te kletsen.”

Nu verstrakt haar bovenlijf. “Ik word misselijk. Dit is naar. En ik denk ‘dit wil ik niet voelen!’” Haar stem gaat een paar octaven omhoog.

Tijd voor extra coregulatie. Ik vergroot mijn chillzone; adem langer uit dan in en laat mijn stem zakken.

“Goed zo, je doet het prima. Je autonome zenuwstelsel gaat steeds meer meekletsen. Daar doen we dit voor. Om te voelen hoe jouw zenuwstelsel dit bankmoment beleefde. Voel maar rustig een paar tellen dit gevoel van misselijk. En ook dat deze gedachte er is van ‘ik wil dit niet voelen’. Ik tel tot drie voor je.”

“Eén.. twee…” Ik tel hardop terwijl ik mijn adem reguleer, mijn voeten op de grond voel en mijn zitknobbels op de stoel. “Goed zo, kom er maar uit.”

Een zucht van opluchting aan de andere kant van het scherm. “Pfff.. tjonge.” Ik knik. “Het is wat hè, dit zo voelen.” Zij knikt ook. “Nou.”

“Ga maar even staan.” Ze herhaalt de losschud-oefening. Ik geef haar nog een extra ademoefening. “Diep in door je neus, langzaam uit door je mond.”

Ze gaat weer zitten. “Hoe is het nu?” Ze legt haar rechterhand op haar maag. “Ik werd even heel misselijk.”

Ik knik. “Ja, je maag vindt dit voelen spannend. Is niet erg. Ooit heeft je maag ervaren dat deze emotie te intens was om te kunnen voelen. En ging in de kramp. Deze misselijkheid is hier een signaal van. En meteen ook een tot-hier-en-niet-verder-signaal. Voor toen was dat nodig omdat deze emotie je systeem overweldigde. Door er nu met kleine beetjes contact mee te maken, kan jij je systeem leren dat het oké is om het alsnog te gaan voelen. En dan nu zonder overweldigd te raken.”

Ik stop even, ga na hoe ze er nu bij zit. Haar gezicht is weer rustig. Haar adem en spiertonus ook. “Je doet het prima; je benoemt heel precies wat je in je lijf opmerkt en je kunt wat je voelt stukje bij beetje toestaan. Dat is al heel wat.” Ze knikt, een vastberaden glimlach op haar gezicht. Haar ogen staan helder, kalm en geconcentreerd. We kunnen verder.

“Als je wilt, kunnen we nog een laatste keer contact maken. Dan is het genoeg voor vandaag. Voel even rustig of je systeem er nog een derde keer in wil.” Ik pauzeer even. “En het is ook helemaal oké als we het voor nu hierbij laten hè, dit is intens werk.”

Ze sluit haar ogen. Keert met haar aandacht naar binnen. En kijkt me dan recht aan. “Ja, kan nog.”

Ik knik. Ze wil uit deze call halen wat erin zit. “Oké, een laatste keer. Daar gaan we.”

“Ik zit ‘s avonds op de bank en…” Nu reageert haar autonome zenuwstelsel meteen. Haar adem stokt. Haar gezicht vertrekt. Eén hand gaat naar haar keel, de andere naar haar maag. “Goed zo, je autonome zenuwstelsel doet nu helemaal mee. Het laat je weten hoe het zich die avond op de bank voelde. Laat maar gebeuren. Rustig blijven benoemen en toestaan wat er van binnen gebeurt.”

Deze keer doen ook de kleine spiertjes in haar gezicht volop mee. Haar wenkbrauwen fronsen. Haar ogen knijpen samen. Haar mondhoeken gaan omlaag. En er gebeurt meer. Haar lippen beginnen te trillen, haar gezicht kleurt rood en haar stem valt stil. Ik neem het benoemen van haar over en vertel rustig wat ik opmerk.

“Je doet het prima, de emotiegolf is nu in je gezicht aangekomen. Voel hoe de spiertjes in je gezicht werken. Hoe je voorhoofd fronst en rimpels maakt. Hoe je ogen samenknijpen. Hoe je lippen trillen. Rustig blijven waarnemen en een paar tellen toestaan.”

Weer tel ik rustig tot drie voordat ik haar voor de derde keer uit deze gevoelservaring haal.

Ademen, opstaan, schudden. “Geef maar aan wanneer je voelt dat je lichaam klaar is met schudden.” Een paar tellen later geeft ze me twee opgestoken duimen. Tijd om af te ronden.

“Hoe voelt het nu in je lijf?” Ze houdt haar hoofd schuin. Voelt. Knikt. “Ruim.” Een mooi moment om haar woord- en voelbrein extra met elkaar te verbinden. “Hoe weet je dat?”

“Dat weet ik omdat…” Eén voor één benoemt ze de lichaamssignalen die haar brein heeft opgemerkt. Haar keel die breder voelt. Haar borstkas die breder voelt. Haar adem die tot in haar buik gaat. Als laatste benoemt ze haar voeten die breed en stevig op de grond staan.

“Hoe is het nu in je maag?” “Rustig.”

Ook hier kunnen haar woord- en voelbrein extra verbinden. “Hoe weet je dat?” Ze is even stil. Dan is er een lach. “Omdat ik hem niet meer voel!” Ik glimlach met haar mee. Goed voor nu.

“Adem dit fysieke gevoel van ruimte door je hele lijf.” Na een paar minuten krijg ik weer twee opgestoken duimen. Tijd om dit nieuwe gevoel in haar lijf en brein te verankeren. “Zul je deze nieuwe gevoelservaring van fysieke ruimte de volgende keer herkennen?”

Eén seconde is het stil. Dan geeft een warme, heldere en volle stem antwoord. “Ja.”

“Wat mooi om te ervaren dat ik de eerste twee keer bang was om dit te voelen en de laatste keer niet meer. Terwijl ik juist steeds méér ging voelen. De derde keer iets van verdriet.” We praten nog even na. Ik knik. “Je autonome zenuwstelsel heeft nu ervaren dat het veilig is om dit verdriet te voelen. En daarmee ook je fijne emoties zoals nagenieten. Het zal er nu meer ontspannen mee omgaan.”

Ze lacht. “Beter!”