Een olifant eet je in stukjes

Terug

Soms praat ik tegen mezelf. En ook wel vaker dan soms. De ene keer geef ik mezelf ervan langs, dan weer is er een commentator die ondertitelt wat mijn ogen zien en in een ander moment ben ik mezelf hardop aan het bemoedigen.

Gistermorgen was er weer zo’n bemoedig-moment.

Ik zit op het kleed in mijn woonkamer, klaar om te schrijven aan mijn theatermiddag. Ik hoor je denken “Zit je dan op het kleed?” Jazeker, mijn creativiteit doet het het lekkerst wanneer ik op de grond zit met al mijn spullen om mij heen.

Voor mij ligt een opengeslagen schetsboek. A3 formaat. Bovenaan ieder vel staat in grote zwarte letters een regel van mijn favoriete chillzone-gedicht. Eronder roze post-its met stukjes theorie over het autonome zenuwstelsel en oranje miniblaadjes met titels van liedjes en verhalen. Tussendoor gele vierkantjes met regulatie-oefeningen. Roze, oranje en geel vrolijk kriskras door elkaar. Ik tel ze: negen post-its op het eerste A3-vel. Twaalf op de volgende. Vijftien op het vel erna. Ideeën genoeg. Lekker. Beter teveel ideeën dan te weinig.

Dan hoor ik de stem van mijn storytelling teacher in mijn hoofd (na een jaar wekelijks les mag dat hè): “Je theatermiddag duurt in totaal drie uur, dus je hebt twintig minuten per dichtregel. Hoeveel tijd heb je nodig per post-it?” Goede vraag.

Daar gaan we. Eerste vel, eerste dichtregel, negen post-its. Ik tel de tijd van de eerste drie op: twee, zeven, twaalf minuten. Nog zes papiertjes te gaan. Wacht. Ik heb twintig minuten per dichtregel en zit met de eerste drie post-its al op twaalf minuten? Dit gaat hem niet worden.

Ik sla het eerste vel om. Misschien kom ik met de volgende dichtregel beter uit. Ik begin opnieuw met inschatten en optellen: ‘vijf, tien, dertien minuten…’ Die twintig minutengrens gaat ook hier niet lukken. Nog negen post-its te gaan en nu al op dertien minuten. En het derde A3-vel? Nog voller beplakt.

Mijn creatieve ‘kom, ik ga er eens lekker voor zitten’-vibe slaat om. Pats. “Gatver, ik heb veel te veel ideeën. Die gaan nooit in de tijd passen. En ze zitten ook nog door elkaar. Hoe krijg ik hier in godesnaam een lijn in?!” In een nanoseconde haakt een favoriete gedachte van mijn bevriesstand aan: ‘dit gaat me nooit lukken.’

Mijn lijf reageert direct. Ineens is het hol in mijn maag. Mijn borstkas krijgt het benauwd. Tussen mijn schouderbladen voel ik een hitte die ik ken als paniek. Kak. Als ik mezelf nu niet reguleer schiet mijn zenuwstelsel verder in de freeze en kan ik mijn creatieve ochtend wel vergeten.

Ik sta op en loop de tuin in. Doe mijn ogen dicht. Adem de frisse ochtendlucht in. Wiebel met mijn tenen. Adem nog eens. Vier tellen in en zes tellen uit. En nog een keer. Langzaam ontspant de hitteplek tussen mijn schouderbladen. Met iedere ademteug vult de holte in mijn maag zich met warmte. Mijn longen krijgen weer ruimte.

“Oké goed zo”, ik draai me om en loop weer naar binnen, “snel verder met de post-its.” En sta stil. Wacht even: ‘Snel verder?’ Dat klinkt als mijn vechtstand. En met mijn vechtstand aan kan ik mijn creatieve vibe nog steeds vergeten. Die doet het alleen als mijn fight ontspant en mijn chillzone weer helemaal online is. Terug naar buiten dus.

In de tuin richt ik mijn aandacht opnieuw op mijn voeten. Wiebel weer met mijn tenen. Ruik de geur van fris en lente. Hoor het gelach van mijn spelende buurjongetje. Voel de wind op mijn gezicht en op mijn handen. Nu voel ik ook de zon op mijn gezicht. Dat was me net niet opgevallen. Ik pak een krukje en ga zitten. Strek mijn benen uit en geniet met mijn ogen dicht van de warmte op mijn huid. Zo lekker dit.

Vijf minuten later. Ik check opnieuw mijn borstkas, mijn maag en de plek tussen mijn schouderbladen: ze voelen ruim, vol en zacht. Beter. Het gevoel van snel en haast is verdwenen, mijn chillzone is weer helemaal aan. Nu kan ik wel verder.

Terwijl ik via de keuken terugloop naar de woonkamer valt mijn oog op een kaart van Elmer de lapjesolifant. Een jaar geleden gekregen ‘want jij bent een Elmer’, hangt hij tussen ander moois vrolijk te wezen op mijn koelkast.

“Elmer de lapjesolifant. Lapjes. Stukjes. Een olifant eet je in stukjes.” Terwijl ik weer op het kleed ga zitten leidt mijn brein zijn eigen leven. ‘Een olifant eet je in stukjes’, afgelopen zaterdag zei ik het nog tegen een cursist toen deze overweldigd raakte door de impact van een nieuw stuk theorie.

“Een olifant eet je in stukjes. Nu is het voor jou Dominique.” Had ik al gezegd dat ik vaak tegen mezelf praat?

Oké in stukjes dus. Ik sorteer de post-its op kleur. A3-vel voor A3-vel. Dat oogt alvast rustiger. Terwijl ik nog eens door mijn schetsboek blader en één voor één de dichtregels lees, stel ik me voor dat ik per dichtregel een top drie mag kiezen: drie post-its waar ik het meest blij van word.

Volgen waar ik het meest blij van word. Dat moet lukken. Stap voor stap, stukje voor stukje mijn fun volgen en mezelf verrassen. Mijn creatieve vibe vindt het weer helemaal leuk.

Ben je benieuwd welke post-its het zijn geworden? Dat hoor je over drie weken, op zondagmiddag 5 maart. Ben je erbij? Leuk! Je reserveert jouw stoel via onderstaande button.

 

Illustratie uit Elmer (David Mckee – van Goor 1979)